Samenwerken is Groeien Samen aan de slag       

Helma Verberkt – nieuwe directeur Artemis 

In het interview met Helma Verberkt, sinds 1 april 2022 de nieuwe directeur van Artemis, vertelt zij over Artemis, waarom zij heeft gekozen voor deze organisatie en legt zij uit wat het belang is van de thematafel Gezonde Planten.

Waar staat Artemis voor?
‘Artemis is de brancheorganisatie van producenten en distributeurs van biologische bestrijders en bestuivers, gewasbeschermingsmiddelen van natuurlijke oorsprong en biostimulanten. Onze visie is dat de omslag naar weerbare planten en teeltsystemen in de land- en tuinbouw, met biologie als basis, essentieel is om te voldoen aan maatschappelijke wensen ten aanzien van verduurzaming. Wij ondersteunen de tuinders om deze grote verandering naar weerbare teelten te realiseren met onze kennis en producten. Dat vraag continu om innovatie van nieuwe biologische en technologische oplossingen. Verder werken we aan versnelling van de beschikbaarheid van groene middelen.’

Waarom heb je de overstap naar Artemis gemaakt?
‘Ik werd gevraagd voor de functie van directeur bij Artemis. Dit was voor mij een mooie kans om aan het stuur te zitten en zo mede richting te geven aan de route van vergroening van de land- en tuinbouw. Vanuit mijn functie bij Glastuinbouw Nederland heb ik ervaren dat de drive om te vergroenen op het gebied van gewasbescherming bij telers sterk aanwezig is. De mogelijkheden zijn echter soms nog te beperkt. Door samen met de producenten, toeleveranciers, overheden en tuinders te werken aan innovaties en beter aansluitende wet- en regelgeving zie ik kansen om de vergroening met behoud van economisch perspectief te realiseren.’

Wat is de grootste uitdaging voor het tuinbouwcluster voor de komende tijd?
‘Naast de energie- en stikstofcrises is de uitdaging om de milieu-impact op het gebied van gewasbescherming verder te verlagen. De bedrijven staan onder grote druk, het middelenpakket in Europa neemt steeds verder af. De teeltsystemen moeten weerbaarder worden en niet bij een nieuwe ziekte of plaag omvallen. Wij moeten een grote transitie doorlopen, waarbij samenwerking met de natuur en biocontrol de basis vormt. De maatschappij en markt vragen hier ook om. De tuinbouw moet beschikking hebben over een pakket van maatregelen om de ontwikkeling van Integrated Pest Management (IPM) naar Integrated Crop Manamgement (ICM) te maken. De wet- en regelgeving moet mee innoveren en vergroenen om deze omslag te realiseren. Er is immers geen blauwdruk, wel een denkschema, zoals de basisstappen in IPM (preventie, monitoring, keuze, biologie, leren van elkaar) waarlangs wij kunnen werken. Dit vraagt om experimenteerruimte en pilots op de tuinbouwbedrijven.’

Hoe kijk je naar de verschillen tussen de biologische en gangbare productie? Hoe kunnen deze nog meer van elkaar leren?
‘Wij moeten polarisering tussen deze twee type productiebedrijven voorkomen. Beide werken aan verduurzaming en vergroening vanuit hun eigen perspectief en afzetmarkt en dat is mooi! Er valt zeker nog heel veel van elkaar te leren. Denk aan uitwisseling van enerzijds nieuwe technologische oplossingen vanuit de gangbare productie en anderzijds de ver doorgevoerde biologische aanpak van gewasbescherming vanuit in de biologische teelt. Ik heb daartussen mooie samenwerkingsverbanden gezien in de glastuinbouw. Uitwisseling en open staan voor elkaars kennis en ervaring kan beide type productiebedrijven versterken.’

Wat verwacht je van de tafel Gezonde Planten? Waarin kan deze het verschil maken?
‘De kracht van de tafel Gezonde Planten binnen het Tuinbouw Akkoord is dat alle partijen in de keten van uitgangsmateriaal, productie en afzet aan deze tafel zitten. Voor de maatschappij en onze leefomgeving is het van belang de transitie naar weerbare teelten door te zetten. Dit is ook een wens vanuit de markt. Vanuit de tafel Gezonde Planten kunnen de lopende pilots verbreed worden met afzetpartijen. Steeds meer afzetpartijen gaan ook met ons in gesprek om hun toeleveranciers c.q. de tuinders daarin te ondersteunen. Mede met de brede kennis, ervaring en de kracht van samenwerken binnen de tafel kunnen wij de tuinbouwsectoren ondersteunen om de omslag te maken en de afzetmarkt van tuinbouwproducten voor gezondheid en geluk letterlijk en figuurlijk op tafel vergroten.’

Hoe zie je Europese samenwerking ontwikkelen, wat is daarbij vanuit de Nederlandse tuinbouw belangrijk?
‘De wetgeving op het gebied van gewasbescherming (Verordening 1107/2009) alsmede het duurzaam gebruik ervan wordt in Europa bepaald door de Sustainable Use of Pesticides Directive (SUD Richtlijn 2009/128/EC). Hierbij is IPM voor alle tuinders verplicht. Daarnaast zijn er veel ontwikkelingen in Europa zoals de Farm to Fork Strategy met o.a. een verlaging van 50% gewasbeschermingsmiddelen in 2030, de EU-biodiversiteit strategie en de omzetting van de SUD naar de SUR (Sustainable Use of Pesticides Regulation). Dit zijn Europese doelstellingen, op lidstaat niveau zal dit verder uitgewerkt moeten worden.

Nederland heeft dit opgepakt in het Uitvoeringsprogramma (UP) Gewasbescherming. Dit bevat doelen die gericht zijn op weerbaarheid, verbinding land- en tuinbouw en natuur, nagenoeg zonder emissies en residuen. Binnen Europa wordt veelal gesproken over de grote akkerbouwproducten. Tuinbouw moet sterker op de kaart gezet worden in Europa, zodat daar ook voldoende oog voor is en de wetgeving mede gericht is op de tuinbouwrealiteit. De Nederlandse tuinbouwsector heeft internationaal een voorsprong, echter je hebt elkaar nodig in Europa. Samenwerking met andere lidstaten met een sterke tuinbouwsector is daarvoor een must! Dan krijg je ook meer zeggingskracht in Europa.

De grootste belemmering in de stappen om te komen tot vergroening met biocontrol als basis is de wetgeving. Deze wordt uiteindelijk door de EU bepaald. Ook hierbij is samenwerking in Europa van groot belang. Vanuit de biocontrol werken wij als Artemis samen met de koepelorganisatie IBMA (International Biocontrol Manufacturers Association). Een goede definitie voor biologische producten is in de EU-wetgeving een must. Om te versnellen hebben wij een fast track nodig in de toelating van groene middelen. Een beoordelingstraject van werkzame stof naar middelen vraagt 5 tot 10 jaar. Dat is met de huidige vergroeningswensen van de maatschappij niet uit te leggen. Buiten Europa (bijv. in de VS) verloopt dat traject sneller, zonder dat daar aan kwaliteit wordt ingeboet. Samen met de Europese koepel IBMA wordt in Europa aan een versnelling van het traject gewerkt.’